Het begon met een aangename warmte, een kriebelend gevoel. Het werd steeds heter en heter. Wat gebeurde er in mij? Zuurstof verplaatste zich. Aarzelende vuurtongen likten mijn muren. Werden feller. Gretiger. Ze raakten het dakbeschot en kropen naar het Johannes Anneessen orgel. Ik werd bang.
Ik wilde me buigen, mijn spitse toren beschermen, die eind 19e eeuw door Pierre Cuypers met liefde was gebouwd. Opeens zag ik weer zijn tevreden blik; in 1889 keek hij naar me op met over elkaar geslagen armen. Als een vader naar zijn zoon. Trots, net als de parochianen die mij sindsdien wekelijks bezochten.
Raar, de laatste momenten voor mijn ondergang schoten allerlei gedachten door me heen. Ik herinnerde me de tijd dat het ’s avonds stikdonker was, maar in mijn binnenste het leven doorging. De mensen spraken Duits, ik verstond niet alles. Ze droegen vreemde groene kleding en leken zich niet om God te bekommeren. Dat was ik niet gewend. Ik probeerde hun taal te leren. Maar net toen ik hen beter begreep verdwenen ze weer, en keerde de parochianen terug.
Ook herinnerde ik hoe ik mij in 2009 vastklampte aan de aarde, die op verschillende plekken zakte. Mijn gewelven scheurden. Ik probeerde te waarschuwen, maar mijn schreeuw vervloog in de wind. Uit frustratie liet ik stenen vallen. Een jaar later sloten ze mijn deuren en maakten ze me mooi.
Zes jaar lang voelde ik mij als een koning. Ze kietelden mij aan metsel- en voegwerk, werkten aan mijn decoraties totdat ik er weer uitzag zoals Cuypers het had bedoeld. Ze gaven mij zelfs een nieuwe vloer. Ik was trots, man. Zo trots! Maakte mooie sier bij Anna, ze knipoogde naar me. En toen mijn deuren zich weer openden, bezochten meer mensen mij. Er werd van alles georganiseerd. Kunst en muziek, ik ben ervan gaan houden.
Bij de gedachten aan mijn laatste Open Dag druppelde een goudtraan vanuit het torenhaantje in de vlammen. Ik probeerde me staande te houden, echt waar. Gaf niet toe. Maar het knetterde, kraakte en siste. Het was zo heet. Ik deed wat ik kon. Mijn schreeuw bereikte jullie. De brandweerlieden, ook zij deden wat ze konden. Ze verkoelden mij, en vochten tegen een vuurzee van vlammen.
En nu is het stil in mij. Het doet zo’n pijn. Ik hoop dat jullie mij helpen.
***
Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad na de verwoestende brand in de Sint Urbanus kerk in Amstelveen op 15 september 2018.
Meer columns van Jacobine van den Hoek, hier.